Column: Hallelujah!

Wie er in wil geloven, vindt ook zijn priesters: het dataïsme. 

Afgelopen zomer las ik het boek “Frictie” van filosofe Miriam Rasch. Zij definieert dataïsme als het heilige geloof in data als verklaringsmodel voor de werkelijkheid en als een manier om de werkelijkheid ten goede te beïnvloeden. Dit is wat ik in de praktijk ook wel eens tegenkom en er zijn een paar signaalwoorden die mij erop attenderen dat ik wel eens met data-discipelen te maken kan hebben. De twee belangrijkste zijn ‘datagedreven’ en ‘innovatie’. Dit zijn twee woorden die ook in het hallelujah van het dataïsme voorkomen.

Datagedreven werken veronderstelt dat als we úitgaan van data, en het middel dus als uitgangspunt nemen, we uitkomen op een punt waar we beter van worden, maar waar dat is, is nog ongewis. De focus op het middel en niet op de waarden of de grote vraag ‘waartoe’ is een technische exercitie waar ethiek er niet toe doet. 

Innovatie is ook een feelgood-woord waar de armen voor in de lucht gaan. Wie wil er nu niet vernieuwen? Wij mensen willen in beweging komen, willen dat het beter wordt. Maar innoveren om het innoveren is net zo heilloos als werken vanuit data zonder duidelijk doel.

Het dataïsme is geen hoger religieus ideaal. Het is een neo-liberaal geloof, verpakt in iets moois waar in tijden van lege kerken en behoefte aan zingeving mensen maar wat graag op aanhaken. In de kerken van Silicon Valley wordt ons zelfs een eeuwig leven beloofd door dataïsten.

 Filosofe Lisa Doeland roept ons op om te gaan doemdenken. Ze kondigt aan dat de wereld van ‘altijd maar meer’, ’vooruitgang’ en ‘ja’ voorbij is. Hoewel haar pleidooi gericht is op klimaatverandering (zij houdt zich met name bezig met onze verhouding tot afval) wil ik ook een pleidooi houden voor het doemdenken over data. We hebben na te denken over de mogelijke uitwassen, de gevaren. Niets is zonder risico. Denk alleen al aan de beveiligingslekken bij de GGD, de toeslagenaffaire, SyRi.

 Als filosofiestudent kreeg ik te horen uit te kijken voor alle -ismes. Ik leerde in al de theorieën de waarde te zien en daarvan mee te nemen wat relevant was. Dat is als het gaat om dataïsme ook wel zinvol.

 Wat we nodig hebben is realiteitszin en daarvoor moeten we af en toe onze handen in de lucht gooien en tegelijkertijd doemdenken. Dat hoort voor mij bij ethiek.

Deze column is geschreven voor iBestuur Magazine en werd in april 2021 gepubliceerd (#38).

Previous
Previous

Column: Tijd voor privacy!

Next
Next

Through a glass technologically